De honderd gedichten van Alphons Levens (1949) die in deze bundel staan schreef hij van oktober 1992 tot en met begin 1998.
Ze hebben betrekking op de geschiedenis, de gebeurtenissen in de perioden van schrijven en op de toekomst van Surinamers en de Mensheid.
Hij schrijft niet metafysisch, maar richt zich juist op de dagelijkse werkelijkheid die je middels je zintuigen kunt waarnemen en met je gezonde hersenen kunt beredenéren. De dichter hekelt "zomaar aannemen" en laat zich daarom - niet kritiekloos - leiden door de Wetenschap. Zijn dichten en schrijven zijn een vorm van strijd tegen alles wat het doordenken van de mens verlamt en doodt. Want een volk dat niet meer denkt. . .
Eerder verschenen van zijn hand in Amsterdam de gedichtenbundel "Bezinning en strijd" (1971) en in Suriname de gedichtenbundel "Mogelijk" (1996) en de verhalenbundel". . .en toen was niets mooi meer" in 1997. Tussendoor en daarna schreef hij ingezonden stukken in "de Ware Tijd" en de "Weekkrant Suriname" (in Nederland) en een aantal gedichten die ook in deze kranten verschenen. Achter de titel van de gedichten in deze bundel die eerder zijn gepubliceerd staat een asterisk(*).
De auteur zijn denken, dichten en schrijven zijn sinds 1970 bijzonder beïnvloed door zijn directe en indirecte ervaringen bij de ontwikkelingen in Suriname en de rest
van de wereld, vooral de Derde Wereld. Wie leest, maar vooral doorleest, zal begrijpen wat deze oud-journalist, schrijver en dichter vanaf zijn zestiende jaar - toen hij onder leidingvan Thea Doelwijt in het "Dagblad Suriname" begon -, zij het met enige noodzakelijke onderbrekingen, schrijvende heeft gehouden. Hij is ook bekend als mederedacteur van het weekblad "Pipel", dat helaas na de moorden op 8 december 1982 in het Fort Zeelandia, net als de meeste andere media in Suriname, door het toenmalig militair regiem werd gesloten.